Functie: | Waterbeheer |
Ouderdom: | Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen (12 v.Chr - 1000) |
Een sloot is een gegraven water van maximaal zes à acht meter breed, dat dient om het overtollig water af te voeren.
In totaal beslaan de sloten in Nederland een lengte van zo’n 400.000 kilometer. Zij staan nadrukkelijk in relatie tot het grondwater. Zij hebben vooral een waterafvoerende functie. In tegenstelling tot beken hebben sloten een kunstmatige stroming, die tijdelijk en wisselvallig is. Andere functies zijn watertransport, drenken van vee, veekering en perceelsscheiding.
Sloten vormen hét kenmerk van Laag-Nederland. Toch komen ze ook in de hogere delen van Nederland voor. We treffen verspreid namen aan als tocht, lei, graaf, grift, diepje, walsloot (Wieringen) en zwetsloot.