Functie: | Industrie & bedrijvigheid |
Ouderdom: | Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen (12 v.Chr - 1000) |
Een kalkoven is een oven waarin kalk wordt gebrand.
Kalk is een grondstof waarmee onder andere gemetseld wordt en die daarnaast in de landbouw als meststof werd gebruikt. In het kustgebied werd kalk gewonnen door schelpen uit zee of van het strand te branden. Deze worden vermengd met brandstof in de oven gebracht. Na het branden wordt de schelpkalk met water besprenkeld, waardoor gebluste kalk ontstaat. Dat wordt vervolgens in een kalkput met een beperkte hoeveelheid water ‘geblust’ tot kalkhydraat. In het landschap herinneren schulpwegen en schulpvaarten aan het vervoer van de schelpen naar de kalkovens. In Zuid-Limburg liggen de kalkrijke lagen dicht aan de oppervlakte. Alleen de harde ‘Kunrader kalksteen’, die in hellingen rond Putberg, Ubachsberg, Simpelveld en Oud-Valkenburg werd gewonnen, was geschikt om te branden en diende hier vooral voor landbouwkalk en pleisterkalk. In de jaren 1914-1918 en 1940-1945 was een groot deel van de ovens in gebruik. De laatste kalkoven werd in 1967 buiten werking gesteld.
Kalkovens vindt men in de kustgebieden, waar ze werkten met uit zee aangevoerde schelpen. Een tweede groep kalkovens stond in Zuid-Limburg, rond het gebied van de Kunrader kalksteen. In beide gebieden zijn nog (restanten van) kalkovens te zien.