Functie: | Waterbeheer |
Ouderdom: | Volle en Late Middeleeuwen (1000-1500) |
Een kade is een lijnvormige, aarden waterkering van geringe hoogte.
Bij de ontginning van laag gelegen gebieden diende men de in cultuur gebrachte gronden door kades te beschermen tegen wateroverlast. Deze kades werden vaak beplant met geriefhout (houtkades). Soms legde men aan een of beide zijden scheisloten aan. Naar de ligging ten opzichte van een ontginningsblok spreekt men wel van zijtwendes of achterkades. Een landscheidingskade is een bijzonder vorm van een kade, namelijk de scheiding tussen waterschappen. Paden over de kades dienden tevens als schouwpaden. De houtkades zijn door ander materiaalgebruik en andere waterbeheersingstechnieken in verval geraakt. Een bijzonder type kade in de veen- en rivierengebieden is de Tiendweg. Deze heeft aan weerszijden een sloot. De wegen liggen dwars op de perceelsrichting en evenwijdig aan de rivier.
Het veenweidegebied van Holland en Utrecht is het gebied waar de meeste kades aangetroffen worden. Andere namen die voorkomen zijn achterdichting, achterkade, achterrugge, houtkade, lansing, landseinde, wijzend, wuiver en zuwe. Zijdewendes worden ook wel zuwe of ziendijk genoemd. Tiendwegen komen voor in de Lopikerwaard, Alblasserwaard, de Vijfherenlanden, de Krimpenerwaard en ten noorden van de Hollandse IJssel rond Gouda en Oudewater. Verder liggen er tiendwegen langs de Vecht, in het Kromme Rijngebied en langs de Maas bij Lith.