Engelse landschapstuin.
Functie: | Wonen |
Ouderdom: | Vroegmoderne Tijd (1500-1800) |
Een Engelse tuin is een tuin of park die in een bepaalde periode werd aangelegd en bestaan uit bepaalde ruimtelijke kenmerken als slingerpaden, hoogteverschillen, vijvervormen als eindeloze rivieren, solitaire bomen, bosschages langs de randen en bijzondere bouwwerken.
De landschapsstijl (vaak bekend als Engelse landschapsstijl) is in feite een overkoepelende term voor tuinen en parken die in een bepaalde periode werden aangelegd en bestaan uit bepaalde ruimtelijke kenmerken (slingerpaden, hoogteverschillen, vijvervormen als eindeloze rivieren met spiegelende oppervlakten, solitaire bomen, bosschages langs de randen, bijzondere bouwwerken etc.).
De ontwikkeling van deze nieuwe tuinstijl kan gezien worden als een reactie op de bestaande geometrische, mathematische formele (of Franse) tuinstijl, bekend van o.a. Versailles. De opkomst van nieuwe natuuropvattingen speelde hierin een belangrijke rol. Filosofen, dichters en kunstenaars (waaronder Jean-Jacques Rousseau) uitten een bijzondere waardering voor de natuur en specifiek voor de nog onaangetaste natuur: de wildernis. Tegelijkertijd was er ook sprake van een (her)waardering van de landschapschilderkunst uit de 17de eeuw van Hollandse meesters als Jacob van Ruisdael en Italiaanse en Franse meesters als Salvatore Rosa en Claude Lorrain. Deze schilderijen met geïdealiseerde landschappen versterkten de veranderende natuuropvattingen en vormden inspiratie voor de landschapsstijl, die zich al vanaf de eerste helft van de 18de eeuw in Engeland ontwikkelde.
In Nederland werd de landschapsstijl vanaf de tweede helft van de 18de eeuw voor het eerst bij landgoederen en buitenplaatsen toegepast. Inspiratie kwam o.a. uit reizen naar Engeland. Voor de verspreiding van de landschapsstijl binnen Nederland was ook het onderlinge netwerk van landgoed- en buitenplaatseneigenaren en het bezoeken van de voorlopers in het eigen land belangrijk
Veelal wordt er onderscheid gemaakt in een periode van de vroege landschapsstijl en de late landschapsstijl. De vroege landschapsstijl begint grofweg 1750/1770 tot ca. 1800 en kan worden gekenmerkt door kleinschaligheid en beslotenheid. Er is nog duidelijk sprake van een overgangsstijl, met o.a. regelmatige kronkelende paden zonder einddoel.
De late landschapsstijl (van ca. 1800 -1870) kenmerkt zich juist door meer openheid en grootschaligheid; grote open ruimten, enorme waterpartijen zonder begin- en eindpunt en een stelsel van zichtlijnen, die ook de omgeving betrekken in het park. Belangrijk onderdeel was verder het uitgestrekte padenstelsel; een labyrint van paden maakte een eindeloze wandeling mogelijk.
Ook na deze periode werd nog gewerkt in de landschapsstijl. Via de landgoederen, buitenplaatsen en borgen werd de landschapsstijl verspreid onder andere lagen van de (gegoede) bevolking. In Groningen werd de landschapsstijl bijvoorbeeld toegepast bij de tuinen bij de herenboerderijen. In de periode tussen 1850 en 1880 bloeide hier de landbouw; grote herenboerderijen werden gebouwd waarbij ook aanzienlijke tuinen werden aangelegd, die nog altijd als slingertuinen bekend zijn. De tuinstijl die daar het beste bij paste was de modieuze landschapstijl. Hoewel de schaal vaak verschilde ten opzichte van parken bij landgoederen en borgen, kommen in de slingertuinen ook de kenmerkende slingerende paden, heuvels, solitaire bomen en slingerende waterpartijen of vergraven grachten voor.
De periode waarin de landschapsstijl in de mode was, is ook de periode waarin in Nederland steeds vaker openbare wandelparken werden aangelegd. Dit had uiteraard verband met bredere maatschappelijke ontwikkelingen: de opkomst van nieuwe natuuropvatting, de opkomende industrialisatie en de groei van steden, en een opkomend en groeiend sociaal bewustzijn, waarin meer aandacht was voor de omstandigheden waarin arbeiders en de lagere bevolking leefde. Openbare (stedelijke) ruimte kreeg steeds vaker een functie als wandelpark en moest zodanig worden ingericht. Hiervoor leenden onder andere voormalige vestingwerken. Tegelijkertijd is het de periode waarin voor (nieuwe) openbare functies, waaronder de begraafplaats, ontwerpen moesten worden gemaakt. Ook hiervoor werd soms teruggegrepen op de landschapsstijl.
Belangrijke architecten van Engelse tuinen zijn o.a.:
Engelse tuinen zijn in heel Nederland te vinden. Enkele bekende voorbeelden zijn: