Functie: | Natuurbeheer & bosbouw |
Ouderdom: | Moderne Tijd (1800-1945) |
Een populierenbosje is een terrein of wegberm die beplant is met een monocultuur van populieren.
Populieren dienden vooral om klompen van te maken; wellicht heeft men de takken ook wel gebruikt als geriefhout. Het werd wel veel gebruikt om planken van te zagen, bijvoorbeeld voor vloeren. Het was een goedkope vervanging voor eikenhout, dat na de Middeleeuwen steeds schaarser was geworden. Maar de klompenfabricage was de belangrijkste reden voor de teelt. De klompenmakerij nam in Brabant een geweldige vlucht in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Kerngebied van de klompenmakerij, en dus ook van de populierenteelt, werd gevormd door de Meierij. Vaak zien we de populieren in de vorm van lanen langs de kant van de weg of op andere openbare ruimtes. Dit heeft te maken met het zogenaamde voorpootrecht. Dit is het recht van een individu of een groep mensen om populieren te planten op gemeenschappelijke gronden, vroeger van de ‘gemeynden’, tegenwoordig van de gemeenten. Populierenlanen en populierenbosjes verdwijnen momenteel snel. Hierdoor kunnen cultuurhistorisch waardevolle landschappen hun karakter verliezen.
De populier (of peppel) bepaalt het landschappelijke karakter van grote delen van Nederland. Maar het gaat niet goed met de populier. De aanplant is op een dieptepunt gekomen, terwijl de populier van groot belang is voor cultuurhistorisch belangrijke landschappen, voor allerlei planten- en dierensoorten en voor de houtverwerkende industrie. Een goed voorbeeld van een gebied waar de populier van oudsher kenmerkend is, is de Meierij in Noord-Brabant, en met name de gemeenten St.-Oedenrode, Schijndel, Veghel, Liempde, Best en Boxtel.