Functie: | Landbouw |
Blauwgrasland is het armste hooiland (met de rijkste natuurlijke vegetatie).
Omdat de traditionele natte hooilanden van voedselarme gronden in ons land in de zomer een blauwige of zeegroene kleur hadden, gingen de boeren ze benoemen als blauwgraslanden. De kleur is afkomstig van de zegge- en grassensoorten die er overheersten, waaronder Blauwe zegge en Tandjesgras. Later werd de traditionele naam blauwgrasland overgedragen op een plantengemeenschap. De blauwgraslanden die tot deze gemeenschap behoren, kennen een grote variatie in soortensamenstelling, afhankelijk van bodem, hydrologie en geografische ligging.
Blauwgraslanden waren honderd jaar geleden in ons land zeer algemeen. Ze kwamen vooral voor in het laagveenlandschap, in de veenweidegebieden van Zuid-Holland en Utrecht, De Gelderse Vallei, Noordwest-Overijsel, oostelijk Friesland, Noord-Drenthe en het naburige Groningen. Blauwgraslanden zijn vanouds ook aanwezig in het beekdallandschap in Drenthe, Twente, Achterhoek en Brabant en zijn daar min of meer gebonden aan benedenloop-, bovenloop- en oorsprongsystemen van de beken die de hoger gelegen zandgronden van ons land doorkruisen. Ook komen in oude kalkarme duinvalleien, bijv. op de Waddeneilanden, blauwgraslanden voor.