Voorwerk, Abdijhoeve, Grangium.
Functie: | Landbouw |
Ouderdom: | Volle en Late Middeleeuwen (1000-1500) |
Een uithof is een grote kloosterboerderij van waaruit de landerijen die aan een kloosterorde toebehoorden, werden bewerkt en beheerd.
Na het stichten van een klooster was het gebruikelijk om de enorme bezittingen aan land door middel van uithoven te bewerken en beheren. Deze werden voor een groot deel met hulp van lekenbroeders geëxploiteerd. Alles wat van de opbrengsten overbleef boven wat voor hun levensonderhoud nodig was, aan zuivelprodukten, vee, veldvruchten en wat nog meer geproduceerd werd, leverden zij aan het klooster. Zo werd de menigte aan personeel en het grote aantal kloosterlingen gevoed. Soms werden de hoeves ook verpacht. Vooral kloosters van ordes als de cisterciënzers hadden vaak vele uithoven, bijvoorbeeld in Lamswaarde, Graauw en Othene in Zeeuws-Vlaanderen en Giersbergen in Noord-Brabant. De bedelorden daarentegen kenden geen uithoven.
In Groningen stonden de uithoven ook wel bekend als voorwerk. Tegenwoordig bestaan er nog enkele gehuchten die naar een voorwerk vernoemd zijn. Voorbeelden zijn het Aduarder Voorwerk, het Fransumer Voorwerk en het Garsthuizervoorwerk.